Op 13 juli jl. is een KNPV-lid door de politierechter veroordeeld voor het tijdens een training (bij een niet door de KNPV-erkende vereniging) mishandelen van een jonge hond, ten gevolge waarvan de hond is overleden. Over deze rechtszaak zijn in de landelijke- en regionale media ook nieuwberichten verschenen.
Het KNPV-hoofdbestuur heeft een bijdrage geleverd in het strafrechtelijk onderzoek dat aan deze rechtszaak ten grondslag heeft gelegen. De veroordeelde verdachte heeft inmiddels hoger beroep aangetekend, zodat deze strafrechtelijke procedure nog een zekere tijd zal voortduren.
Zolang deze strafrechtelijke procedure (in hoger beroep of cassatie) voort zal duren, zal het betreffende KNPV-lid geschorst blijven hangende het onderzoek in het kader van het KNPV-verenigingstuchtrecht. (Het nieuwe KNPV-tuchtreglement geeft hiertoe het HB de bevoegdheid.)
Wanneer het in de strafrechtelijke procedure tot een onherroepelijke einduitspraak is gekomen, zal het HB eigenstandig een besluit nemen in het kader van het KNPV-verenigingstuchtrecht.
In de procedure bij de politierechter en tegen journalisten heeft de (nog niet onherroepelijk) veroordeelde verdachte uitlatingen gedaan die weerklank behoeven. Zo heeft hij gesteld dat hij zich moest verdedigen tegen zijn hond omdat dit geen schoothondje maar een ‘monster’ zou betreffen en heeft hij uitlatingen gedaan die opgevat kunnen worden alsof een dergelijke harde aanpak hoort bij de africhting van politiehonden.
De strafrechtelijke procedure en de afdoening vanuit het KNPV-tuchtrecht moet nog diens beloop hebben zodat voor op dit moment en op deze plaats slechts beperkt ruimte is om hier op in te gaan, echter in het belang van de KNPV is enige weerklank nu al op zijn plaats. Daarom weerspreekt het HB voornoemde uitlatingen van de (nog niet onherroepelijk) veroordeelde verdachte c.q. de wijze waarop deze uitlatingen opgevat zouden kunnen worden:
Voor zover correcties een plaats hebben in de africhting, mogen zij nimmer ontaarden in dierenmishandeling.